Moppen van ’t vat

Op een mooie dag wil de dorpsdokter een tochtje maken met zijn boot op de Dender. Hij gaat dus naar de jachthaven om daar te ontdekken dat zijn boot verdwenen is. Hij natuurlijk meteen naar de havenmeester, die ook verbijsterd is dat dit in zijn jachthaven gebeurd is. Samen gaan ze naar het politiebureau om aangifte te doen. Zwaar ontgoocheld vertrekt de dokter weer naar huis. ‘s Avonds wordt hij gebeld dat zijn boot weer terug op zijn plek ligt. De dokter vertrekt vanzelfsprekend onmiddellijk naar de jachthaven om zijn boot te controleren. Alles lijkt in orde en er is niets verdwenen. Op het stuurwiel ziet een envelop geplakt met daarin een brief met de volgende woorden: “Beste eigenaar, ik wilde vandaag heel graag een boottochtje maken, maar kon nergens meer een boot huren. Daarom heb ik uw boot geleend. Het spijt mij heel erg. Om het goed te maken zitten in deze envelop twee kaartjes voor een concert aanstaande zondag. Ik hoop dat u dit voldoende compensatie vindt.” Die zondag ging de dokter met zijn vrouw naar het concert. De muziek was prachtig. Maar toen de dokter thuis kwam was zijn hele huis leeggeroofd. Op de vensterbank lag een briefje, waarop stond: “En? Hoe was het concert?”



Twee vrienden zijn samen aan het vissen met de boot. Opeens komen ze erachter dat er een gaatje in de boot zit. Zegt de ene tegen de andere:
“Kijk nou, daar zit een gaatje in onze boot en er loopt water naar binnen!”
Waarop de andere zegt:
“Dan maken we aan deze kant toch gewoon nog een gaatje, dan kan het water er daar weer uit lopen…”


Een vader ligt op z’n rug op het strand te genieten van de zon. Zijn zoontje van 5 speelt naast hem in het zand.
Aan de horizon vaart een boot voorbij. Het zoontje staat enthousiast recht en roept “papa papa papa, kijk!”
De vader richt zich op en zegt “dat is een boot jongen”.
“Hoe schrijf je dat?”, vraagt het zoontje.
“B-o-o-t jongen”, zegt de vader terwijl hij terug gaat liggen.

Een beetje later staat het zoontje weer uitbundig te wijzen en te springen en zegt weer “papa papa papa, kijk!”
De vader komt vermoeid weer recht en zegt weer “Dat is een boot jongen”.
“Hoe schrijf je dat?” vraagt het jongetje.
De vader gaat weer liggen: “B-o-o-t jongen”.

Niet veel later springt het zoontje weer recht, nog blijer dan voordien.
De vader komt zuchtend recht, kijkt naar de horizon en zegt “Och, kijk, nu, een Hoovercraft”.
‘Hoe schrijf je dat?” vraagt het jongetje overgelukkig.
Waarop de vader nogmaals uitdrukkelijk staart en zegt “t was toch een boot jongen”.